Drie elementen van presenteren kort toegelicht
De presentator
Presenteren doe je met je hele lijf. Je staat voor een groep en laat jezelf zien en horen. De manier waarop je presenteert doet ertoe. Je maakt een bepaalde indruk op je publiek. Wat maakt dat je geboeid naar een presentator luistert en wanneer haak je af? In vaktaal wordt gesproken over verbale en non-verbale communicatie. Hoe is je stemgebruik, je ademhaling, je articulatie, wat is je tempo van spreken? Hoe sta je voor een groep: je houding, je gezichtsexpressie, je bewegingen en gebaren? Hoe maak je contact met je publiek en hoe houd je contact? Doe je je presentatie uit het hoofd of lees je hem voor? Welke rol spelen overtuiging en enthousiasme? Wat is de motivatie van de presentator om een verhaal te houden? Het maakt veel uit of iemand werkelijk in zijn of haar verhaal gelooft en enthousiast is over wat hij/zij vertelt of dat het een verplichting is. Uitgangspunt is: houd een presentatie waar je zelf met plezier naar luistert!
Het publiek
Presenteren is de kunst van het aanpassen, rekening houden met je publiek. Wil je je publiek iets aanbieden waar ze iets mee kunnen of iets van onthouden dan is het van belang om stil te staan bij je publiek. Wie zijn ze? Het gaat erom je in te leven in hun achtergrond en leefwereld, i.e. demografische gegevens zoals leeftijd, sekse en culturele achtergrond;sociale gegevens zoals opleidingsniveau, beroepscategorie, werkplek;levensbeschouwelijke overtuigingen, waarden en normen; betrokkenheid: interesse in het onderwerp, kennis over het onderwerp, de houding ten opzichte van het onderwerp en ten opzichte van jou; situationele gegevens, zoals temperatuur, tijdstip op de dag, tijd van het jaar en de ruimte waar de presentatie plaatsvindt.
Door voorbeelden te kiezen uit de leef- en werksituatie van je publiek kun je bij hun interesse aansluiten. De stijl van het verhaal moet niet teveel afwijken van wat het publiek verwacht, daar houd je tijdens de voorbereiding al rekening mee. Een niet academisch publiek kan zich erg gaan vervelen als je uitgebreid vertelt over onderzoeksmethoden, zij zullen vooral geïnteresseerd zijn in de uitkomsten van het onderzoek. Je publiek bepaalt ook je taalgebruik, voor een jong publiek zal je andere woorden, een andere taal gebruiken dan als je voor een cliëntenraad van een verzorgingshuis praat.
Het is van het grootste belang dat je kunt aangeven wat de meerwaarde van jouw presentatie is voor je publiek en dat je je boodschap kunt aanpassen aan verschillende doelgroepen.
Opbouw van een presentatie
Een presentatie bestaat uit drie onderdelen:
De inleiding: een pakkende begin, introductie en het doel van de presentatie waarbij ook de relevantie voor je publiek duidelijk wordt. Je neemt het publiek bij de hand en vertelt bijvoorbeeld hoe lang je presentatie duurt en of je publiek tussendoor wel of liever geen vragen kan stellen. In de inleiding ‘zeg je wat je gaat zeggen’.
Het middenstuk: het gaat erom het begrip van je publiek te vergroten met hulp van voorbeelden, plaatjes en een helder verhaal. Gebruik structurerende woorden (zoals ‘ten eerste, ten tweede…’, ‘aan de ene kant, aan de andere kant’) als een soort richtingwijzers in je verhaal. Let op de tijd, meestal willen mensen teveel vertellen. In de kern ‘zeg je wat je te zeggen hebt’.
Het slot: samenvatting of conclusie met terugkoppeling naar je begin en doel, suggesties voor vervolgonderzoek, mogelijke discussiepunten en een uitsmijter. In het slot ‘zeg je wat je hebt gezegd’.